Verlies van eigendom als gevolg van verkrijgende verjaring door bezitter niet te goeder trouw kan worden hersteld

March 2017

door Jacqueline Broese Van Groenou

De Hoge Raad heeft in een recent arrest van (HR 24 februari 2017) over een eigendomsverkrijging door verjaring van een perceel grond door een bezitter niet te goeder trouw gewezen op de mogelijkheid dat deze verkrijging niet in de weg staat aan een vordering uit onrechtmatige daad door de voormalige eigenaar van de grond gericht op schadevergoeding in de vorm van overdracht van de wederrechtelijk in bezit genomen zaak.

De eigenaar van een perceel met daarachter een houtwal met bos, eigendom van de gemeente, had op zeker moment een deel (400 m2) van die houtwal in bezit genomen door dit te omheinen met een afrastering met daarin een afsluitbare poort. Hij trok de strook bij zijn tuin, onderhield deze en legde er boshutten, een houtopslagplaats en een jeu de boulebaan aan. Deze vorm van inbezitneming was niet dubbelzinnig, duidelijk was dat de bezitter zich hiermee als eigenaar van de grond gedroeg. Het bezit was bovendien openbaar en voor de gemeente als grondeigenaar kenbaar. Dat door het bos op de houtwal de omheining niet direct zichtbaar was vanaf de ernaast lopende weg of het pad over de houtwal naar het perceel, deed aan de kenbaarheid niet af. Omdat aan de wettelijke eisen voor inbezitneming was voldaan kon het hof niet anders concluderen dan dat de grond eigendom van de bezitter was geworden en de vordering van de gemeente de grond te ontruimen moest worden afgewezen.

Wie zich ten aanzien van een stuk grond van een ander gedraagt alsof de grond zijn eigendom is, zodanig dat buitenstaanders niet anders kunnen concluderen dan dat de gebruiker eigenaar van de grond is, wordt na verloop van tijd door verjaring ook daadwerkelijk eigenaar van die grond. Was diegene te goeder trouw, dus mocht hij erop vertrouwen ook echt rechthebbende te zijn, dan wordt hij eigenaar na verloop van tien jaar. Hier wordt niet gauw aan voldaan. Wist de gebruiker dat hij geen rechten op de grond had of had hij dat moeten weten, dan was hij niet te goeder trouw en wordt hij na verloop van twintig jaar eigenaar. De werkelijke eigenaar kan het verlies van zijn eigendom voorkomen door tijdig rechtsmaatregelen te nemen.

Het wettelijk stelsel is erop gericht dat het recht zich op den duur bij de objectief vastgestelde feiten aansluit en zo kan een dief na twintig jaar eigenaar van een gestolen kunstwerk worden en degene die een stuk gemeentegrond bij zijn tuin trekt de eigenaar van dat perceel. Maar, aldus de Hoge Raad in een overweging ten overvloede, dat laat onverlet dat degene die zijn bezit heeft verloren tegen de nieuwe eigenaar een vordering uit onrechtmatige daad kan indienen. Deze heeft immers door de grond in bezit te nemen wetende dat een ander daarvan eigenaar was, jegens hem een onrechtmatige daad gepleegd. Omdat schadevergoeding ook kan bestaan in een andere vorm dan betaling van geld, kan de voormalige eigenaar vorderen dat de nieuwe eigenaar wordt veroordeeld om bij wijze van schadevergoeding de wederrechtelijk in bezit genomen zaak aan de benadeelde in eigendom over te dragen. Een eigen schuld-verweer zal bij onroerende zaken niet opgaan omdat van een grondeigenaar niet kan worden verlangd dat hij zijn percelen periodiek op bezitsinbreuken inspecteert zonder dat daarvoor een concrete aanleiding bestaat, zeker niet wanneer het gaat om percelen die moeilijk begaanbaar of moeilijk toegankelijk zijn. De voormalige grondeigenaar dient zijn vordering wel op tijd in te stellen, binnen vijf jaar na het moment dat hij bekend is geworden met zijn eigendomsverlies en de daarvoor aansprakelijke persoon, in casu de datum van het arrest van de Hoge Raad.