#36 Functioneel daderschap bij illegale kameromzetting en gevolgen onverbindend verklaring boetetabel

Functioneel daderschap bij illegale kameromzetting en gevolgen onverbindend verklaring boetetabel

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een zaak over de omzetting van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte zonder vergunning[1]. De uitspraak is relevant omdat zij (opnieuw) helderheid biedt over toerekening van overtredingen aan rechtspersonen.

De eigenaar van de woning bestaande uit vier woonlagen en negen slaapkamers verhuurde deze  aan een stichting. Eerder, in 2019, was al een boete opgelegd voor illegale kameromzetting in dezelfde woning. Ondanks herhaalde afwijzingen van vergunningaanvragen en een opgelegde dwangsom, constateerde de gemeente in 2021 opnieuw dat de woning was omgezet naar kamers en dat deze werden verhuurd aan meerdere personen.

De Afdeling heeft zich voor wat betreft het overtrederschap al eerder aangesloten bij vaste rechtspraak in het strafrecht[2], meer specifiek het Drijfmest-arrest[3]. In deze uitspraak is op basis van verschillende criteria vastgesteld of een overtreding aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. De uitspraak van 30 juli 2025 bevestigt opnieuw dat het ‘aanvaardingscriterium’ uit het Drijfmest-arrest ook in het bestuursrecht geldt voor rechtspersonen.

In r.o. 5.1. overweegt de Afdeling dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn, indien zich één of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:

a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;

b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon;

c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening;

d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.

Voor toerekening is niet vereist dat van alle omstandigheden (a t/m d) sprake is; één kan volstaan.

In r.o. 5.2. overweegt de Afdeling dat de eigenaar voldoet aan criterium d: de rechtspersoon had beschikkingsmacht over het gebruik van de woning. Na de eerdere boete in 2019, afwijzingen van vergunningaanvragen en een opgelegde dwangsom, wist of kon hij immers weten dat de overtreding zou voortduren. Het enkel voeren van gesprekken met de huurder zonder controle of schriftelijke afspraken is onvoldoende. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de boete ook is opgelegd voor het omgezet houden van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten zonder de vereiste vergunning en dat de eigenaar het omgezet houden heeft laten voortduren.

In 2024 heeft de Afdeling de boetetabel van de Huisvestingsverordening 2020 onverbindend verklaard wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel[4] (zie ook Huisvestingsjournaal #23). De eigenaar stelt dat daardoor geen boete kon worden opgelegd. De Afdeling oordeelt echter dat de bevoegdheid tot boeteoplegging blijft bestaan. Alleen de hoogte moet opnieuw worden vastgesteld. Het college mocht bij de herziening aansluiten bij de nieuwe, gedifferentieerde boetetabel uit de Huisvestingsverordening Amsterdam 2024, ook al gold die niet ten tijde van de overtreding (zie r.o. 12)

Het hoger beroep is gegrond verklaard, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de boete. De boete is verlaagd van € 43.500,- naar € 25.750,-. De rest van de gronden die de eigenaar aanvoerde zijn wel ongegrond verklaard.

Deze uitspraak sluit aan bij de eerder door de Afdeling bepaalde koers. Als je aan één van de Drijfmest-criteria voldoet, kan er al sprake zijn van functioneel daderschap. Een passieve houding, namelijk het nalaten van schriftelijke afspraken en actief toezicht, kan leiden tot toerekening.

Tevens leidt een onverbindend verklaarde boetetabel niet tot verval van de boetebevoegdheid. Een herziening van de boete kan plaatsvinden aan de hand van nieuwe, wel verbindende tabellen, ook als deze later in werking zijn getreden.

Door Noa Visser

 


[1] ECLI:NL:RVS:2025:3579

[2] ECLI:NL:RVS:2023:2067

[3] ECLI:NL:HR:2003:AF7938

[4] ECLI:NL:RVS:2024:4285