#6 Blijven de Huisvestingswet en -verordening bestaan na de invoering van de Omgevingswet?

Blijven de Huisvestingswet en -verordening bestaan na de invoering van de Omgevingswet?

Het eenvoudige antwoord op deze vraag is dat de Huisvestingswet 2014 en -verordening blijven bestaan en géén onderdeel gaan uitmaken van de Omgevingswet en het Omgevingsplan. De reden daarvan is dat het instrumentarium van de Huisvestingswet 2014 geen directe gevolgen heeft voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. In de memorie van toelichting van de Omgevingswet (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 962, nr. 3, p. 327) staat het volgende over de Huisvestingswet:

De Huisvestingswet regelt de woonruimteverdeling in geval van schaarste, het woningvoorraadbeheer via een huisvestingsverordening en bevat bovengemeentelijke bepalingen voor de huisvesting van asielzoekers met een verblijfsvergunning (statushouders). (...) Het instrumentarium van de Huisvestingswet en de Leegstandwet heeft geen directe gevolgen voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Die wetten zullen dan ook niet in de Omgevingswet opgaan. Soms is er wel samenloop van de gereguleerde activiteiten. Voor de Huisvestingswet geldt dit voor het onderdeel woningvoorraadbeheer. Vergunningen voor splitsen, onttrekken, samenvoegen of omzetten (=onttrekken) van woonruimte kunnen samengaan met bouwactiviteiten en soms met een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of een afwijkactiviteit. Dat laatste geldt ook voor de leegstandsvergunning. Het voorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet zal daarom voorzien in enkele procedurele koppelingen, die de samenloop van vergunningenplichten regelen.

Hoewel er in bovenstaande tekst uit de memorie van toelichting staat dat er geen gevolgen zijn voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, kunnen deze wel degelijk optreden bij wijzigingen van de woningvoorraad. In het geval van het wijzigen van één zelfstandige woonruimte in zes onzelfstandige woonruimtes voor kamerverhuur zijn er bijvoorbeeld gevolgen voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Uit de huidige jurisprudentie blijkt dat bij kamerverhuur voor studenten er sprake is van een ruimtelijk relevant verschil vanwege de leeftijdssamenstelling en het levensritme (zie o.a. ABRvS 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2276). Ook heeft verhuur van een woning aan toeristen een andere ruimtelijke uitstraling dan verhuur aan een gezin, omdat toeristen vaak een ander dag-nachtritme hebben dan omwonenden en dat kan zorgen voor overlast, ook vanwege de wisselingen en het gebruik van rolkoffers (zie o.a. ABRvS 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3582).

Regels over gevolgen voor fysieke leefomgeving in omgevingsplan

Als het gaat om activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, dan is het op grond van artikel 4.1 van de Omgevingswet mogelijk om regels hierover te stellen in een omgevingsplan. In artikel 2.1, lid 2 Omgevingsbesluit is geregeld welke regels in ieder geval niet in een omgevingsplan opgenomen mogen worden. Het gaat hierbij met name om burgemeestersbevoegdheden en enkele andere aan de openbare orde gerelateerde bevoegdheden die hun grondslag in de Gemeentewet vinden. De Huisvestingswet is niet opgenomen in deze opsomming. De mogelijkheid bestaat dus om in een omgevingsplan regels te stellen over bijvoorbeeld splitsen, kamergewijze verhuur of toeristenverhuur voor zover er gevolgen kunnen zijn voor de fysieke leefomgeving. Verschillende gemeenten hebben hiervoor in de huidige situatie beperkingen opgenomen in het bestemmingsplan, dus dat kan worden voortgezet onder het regime van de Omgevingswet.

Onder het huidige regime van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) was het op grond van artikel 2.2, lid 2 Wabo mogelijk om bij gemeentelijke verordening een verbod in te stellen voor bijvoorbeeld splitsen, kamergewijze verhuur of toeristenverhuur zonder omgevingsvergunning voor zover er invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving. Onder het regime van de Omgevingswet zal deze vergunningplicht uit artikel 2.2, lid 2 Wabo worden beschouwd als een 'omgevingsplanactiviteit' en is deze activiteit vergunningplichtig op grond van artikel 5.1 Omgevingswet. In de memorie van toelichting van de Invoeringswet van de Omgevingswet (Kamerstukken II, 2017–2018, 34 986, nr. 3, p 475-476) staat bij de toelichting van een 'omgevingsplanactiviteit' dat deze o.a. ziet op:

alle onder artikel 2.2, tweede lid, in gemeentelijke verordeningen bij de Wabo-omgevingsvergunning «aangehaakte» vergunningplichten. Op grond van artikel 2.2, tweede lid, Wabo kan bij gemeentelijke verordening worden bepaald dat het verboden is daarbij aangewezen andere activiteiten (dan die genoemd in artikel 2.2, eerste lid, Wabo) die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, te verrichten zonder omgevingsvergunning. In de memorie van toelichting bij het Wabo-wetsvoorstel is als voorbeeld genoemd dat gemeenten de splitsings- en onttrekkingsvergunning uit de Huisvestingswet laten aanhaken, aangezien die vergunning vrijwel altijd samen op loopt met de bouwvergunning.

Boetes
In artikel 35 van de Huisvestingswet 2014 is een boetestelsel opgenomen. Bij een overtreding van regels uit de Huisvestingsverordening kunnen boetes opgelegd worden tot € 22.500,-. Een groot verschil met een overtreding van een regel over het aantal huishoudens, kamergewijze verhuur of toeristenverhuur uit een bestemmingsplan. Bij een overtreding van regels uit het bestemmingsplan zal op dit moment een herstelsanctie (zoals een last onder dwangsom of bestuursdwang) opgelegd worden, omdat in de Wabo geen bepaling is opgenomen over het opleggen van een boete.

De Omgevingswet zal echter wél een bevoegd creëren voor het opleggen van boetes bij overtredingen van regels uit het omgevingsplan. Dan heeft het bevoegd gezag dus de bevoegdheid om boetes op te leggen op grond van de Huisvestingswet én op grond van de Omgevingswet. In artikel 18.12 van de Omgevingswet staat namelijk dat het bevoegd gezag een bestuurlijke boete kan opleggen bij overtreding van op grond van artikel 4.1, lid 1 Omgevingswet in een omgevingsplan gestelde regels over het gebruik of de staat van open erven of terreinen of het gebruik van gebouwen, of over het tegengaan van hinder.

Conclusie
De Huisvestingswet en -verordening blijven bestaan, maar er blijven mogelijkheden om regels te stellen in het omgevingsplan over bijvoorbeeld splitsen, kamergewijze verhuur en toeristenverhuur voor zover er sprake kan zijn van gevolgen voor de fysieke leefomgeving. In het geval hier regels over opgenomen zijn in het omgevingsplan, ontstaat er na de inwerkingtreding van de Omgevingswet naast de bevoegdheid tot het opleggen van een boete uit de Huisvestingswet 2014 ook een bevoegdheid tot het opleggen van een boete op grond van de Omgevingwet.

Door Martijn van der Hulst